Antwoord op leervraag 2
Heeft een jonge moeder invloed op de opvoeding van het kind? Bv: leerachterstand, voldoende waarden bijgebracht?
Hochstadt, N.J. (2006). Child death review teams: A vital component of child
Heeft een jonge moeder invloed op de opvoeding van het kind? Bv: leerachterstand, voldoende waarden bijgebracht?
Hochstadt, N.J. (2006). Child death review teams: A vital component of child
protection. Child Welfare, 85(4), 653-670.
Kinderen van tienermoeders: een
risicogroep?
De zorg om het aantal tienerzwangerschappen en de gevolgen voor
de daaruit geboren kinderen keert regelmatig terug op de politieke
agenda en ook de media vinden het een interessant onderwerp. Zo
trok vorig jaar een Zweeds onderzoek de aandacht waarin een groep
van 292.129 Zweedse kinderen, die als eerste kind geboren werden
tussen 1973 en 1979, meerdere malen werd onderzocht in de periode
1987-2002. Uit dat onderzoek bleek dat kinderen van tienermoeders
meer kans lopen om te overlijden door een suïcide, om opgenomen te
worden in een ziekenhuis na een poging tot suïcide en om slachtoffer
te worden van drug- of alcoholmisbruik (Ekéus, Otterblad Olausson,
& Hjern, 2006). Tieners met een kind, al dan niet met partner, wor-
den al snel getypeerd als een risicogezin met financiële, sociale en
psychologische problemen, waarin de kinderen meer kans lopen op
het ontwikkelen van gedragsproblemen of het leveren van zwakke
schoolprestaties.
De vraag is echter of deze vroege zwangerschappen als zodanig
daarvan de oorzaak zijn. Levine, Emery en Pollack (2007) maakten
gebruik van de gegevens uit een grootschalig longitudinaal nationaal
onderzoek in de Verenigde Staten (National Longitudinal Survey of
Youth; NLSY79). De oorspronkelijke onderzoeksgroep bestond uit
meer dan 12.500 respondenten die in 1979 tussen 14 en 22 jaar oud
waren. In 1986 werd in het kader van de NLSY79-Children and Young
Adults (CNLSY79) begonnen met het opsporen van vrouwelijke
NLSY79 respondenten mét kinderen. Naast de moeders werden deze
kinderen (van 14 jaar en ouder), vanaf 1994, geïnterviewd over sek-
sueel gedrag, druggebruik, zwangerschap, school en crimineel ge-
drag. Kinderen die aan het eind van een onderzoeksjaar nog geen 15
jaar waren, werden aangeduid als jongere kinderen, degenen van 15 jaar
jaar waren, werden aangeduid als jongere kinderen, degenen van 15 jaar
en ouder als jongvolwassenen.
In 1998 werden ruim 7000 personen
geïnterviewd, van wie ruim 4900 (70%) jongere kinderen die echter oud
In 1998 werden ruim 7000 personen
geïnterviewd, van wie ruim 4900 (70%) jongere kinderen die echter oud
genoeg (d.w.z. > 3 of 5 jaar, afhankelijk van het soort test) waren voor
het maken van diverse gestandaardiseerde tests op het gebied van
rekenen, lezen en taal (zoals de Peabody Picture Vocabulary Test-Revised
[PPVT-R]). De overige 2143 kinderen waren jongvolwassenen die op
andere aspecten werden gevolgd (zittenblijven, vroege seksuele activi-
teit, spijbelen, druggebruik, vechten, e.d.). In een aantal gevallen
werden deze variabelen ook gemeten voor de jongere kinderen (vanaf
10; voor seksuele activiteit vanaf 13 jaar). Voor de laatste groep ging
het om rapportage door de moeder, bij de jongvolwassenen betrof het
zelfrapportage. Voor de uiteindelijke analyses is gebruik gemaakt van
een maximumaantal van 2908 jongere kinderen, voor het behoud van
een qua samenstelling zo consistent mogelijke groep. Om dezelfde
redenen bestond de jongvolwassenengroep uit maximaal 1736 adoles-
centen die in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij het voorspellen van
seksuele activiteiten voor het 16e jaar, voor vergelijkingsdoeleinden
verder werd gereduceerd.
Voor een nauwkeurige exploratie van de relatie tussen vroege
zwangerschap en ontwikkelingsresultaten bij jonge kinderen en ado-
lescenten werd bij de analyse van de gegevens gebruik gemaakt van
vier benaderingen, lopend van eenvoudige regressieanalyses met leef-
tijd moeder bij de eerste geboorte en leeftijd kind als enige voorspel-
lers tot complexe geschatte fixed-effect-regressiemodellen, waarbij ook
werd gecontroleerd voor kenmerken van de oorspronkelijke gezinnen
die in 1979 met het onderzoek waren begonnen.
Het is best opmerkelijk en in zekere zin ook onverwacht dat uit de
gegevens naar voren komt dat tienerzwangerschap, c.q. moederschap
geen causale rol (van betekenis) lijkt te spelen in de scores van jonge
kinderen op diverse gestandaardiseerde tests voor taal, lezen en reke-
nen. Bij de onderzochte adolescenten blijkt dat kinderen van jonge
tienermoeders ook niet meer en vaker gebruik maken van drugs als
marihuana dan kinderen van ‘oudere’ moeders. Na statistische con-
trole voor een groot aantal factoren blijken deze adolescenten ook
niet tot nauwelijks een groter risico te lopen op zittenblijven, vroege
seksuele activiteit (voor het 16e jaar) spijbelen of vechten, dit in tegen-
stelling tot analyses van dezelfde gegevens met simpele (regressie)-
analysemodellen, waarin deze ongunstige effecten wél leken op te
treden. De auteurs constateren dan ook dat verschillende methodolo-
gische benaderingen in bepaalde gevallen – met name bij de vergelij-
king tussen simpele en complexe regressieanalysemodellen – verschillende resultaten laten zien. Dat wil zeggen dat naarmate er meer
rekening wordt gehouden met allerlei potentieel relevante kenmerken
van de tienermoeder – zoals haar ouderlijk gezin en andere belangrij-
ke achtergrondvariabelen – tienerzwangerschap, c.q. -moederschap
steeds minder duidelijk als (primaire) oorzaak van allerlei negatieve
effecten kan worden aangemerkt. Er is dus behoefte aan een metho-
dologisch adequaat (statistisch) analysemodel en we moeten er voor
waken voorbarige conclusies te trekken over vroeg ouderschap an sich
als oorzaak van allerlei negatieve ontwikkelingsresultaten bij kinde-
ren.
Louis Tavecchio
Geen opmerkingen:
Een reactie posten